HET VERHAAL

 

Ruimte voor iedereen -  Stichting Cultuurplein 364

De voormalige Hervormde Kerk Assendelft

Op 17 juli 1893 verbrandde ten gevolge van blikseminslag de Nederlands Hervormde Kerk te Assendelft. Eigenlijk was die brand het begin van de geschiedenis van het huidige kerkgebouw. Let wel: deze verbrandde kerk was niet de beroemde St.Odulphuskerk uit 1410 die door Pieter Saenredam is geschilderd. Deze kerk werd in 1852 wegens bouwvalligheid afgebroken en vervangen door de kleinere kerk die in 1893 afbrandde.

De kerk was zo verwoest door de brand in 1893 dat nieuwbouw noodzakelijk was. De nieuw te bouwen kerk moest een toren krijgen met een uurwerk en klok. In 1893 werd er een bestek opgesteld door de heren Wolf en Foreest, architecten te Beverwijk. De aannemers Crok, Boekel en Veenis kregen de opdracht om het werk uit te voeren. De aanneemsom voor kerk en toren kwam op f. 21.800 en daarbij werd nog opgeteld het verf- en glaswerk ad f. 2015. Voor het maken van een preekstoel en banken moest f. 1783 worden neergelegd. Als de eindoplevering, die gepland stond op 15 september 1895, niet gehaald zou worden, werd voor elke vertragingsdag een bedrag van f. 5 gekort op de aanneemsom. Op 22 december 1893 werd begonnen met de aanleg van de fundering. De eerste steen werd gelegd op 29 maart 1894 door de burgemeester van Assendelft de heer K. Cz. de Boer. De plechtige inwijding van het nieuwe kerkgebouw vond plaats op 13 januari 1895.

Onderhoud en wijzigingen

Kerkvoogden en notabelen zorgden dat de kerkelijke gemeente financieel kon blijven draaien. Ook het onderhoud van de kerk viel onder hun taak. Vaak werd er bij het gemeentebestuur aangedrongen om bij te springen voor het onderhoud van toren en kerkgebouw. Al vrij snel na de bouw van de kerk zijn er klachten over tocht bij de deuren. Ook over de opstelling van de kansel, banken enzovoort is niet iedereen even enthousiast zodat er in 1901 wordt overwogen om een wijziging in de inwendige inrichting van het kerkgebouw uit te voeren. Eind 1911 wordt nagedacht om in de kerk elektriciteit aan te leggen. Het nabij de kerk gelegen weeshuis stelt daartoe f. 500 ter beschikking. In 1929 wordt de eerste kachel geplaatst waardoor het kerkgebouw op zondag verwarmd is tenzij ‘de seizoenvoorraad brandstof op is’.  In 1941 worden de ramen van de kerk vernieuwd. Helaas gaat dit uit zuinigheidsoverweging ten koste van het glas in lood dat vervangen wordt door gewoon glas. Een privaat is te duur, daar gaat men niet mee akkoord. Eind jaren vijftig loopt het aantal gemeenteleden sterk terug. Van de overige leden wordt in 1960 een vrijwillige bijdrage gevraagd om de hoog oplopende kosten te kunnen blijven dekken. Maar ondanks deze maatregel blijft het moeilijk om de financiële eindjes aan elkaar te knopen. In 1961 komt de restauratie van de kerk ter sprake. In die jaren worden er geen kerkdiensten meer gehouden in de kerkzaal die veel te groot voor de bezoekers blijkt te zijn.

Plannen

Plannen worden ontwikkeld om de toekomst van het kerkgebouw veilig te stellen. In 1961 komt een keihard rapport van de Bouw- en Restauratiecommissie van de Nederlands Hervormde Kerk binnen, waren vermeld stond: ‘Uw kerkgebouw is een slecht gebouw, de buitenmuren verankeren, de binnenmuren zijn vochtig en daardoor ontoonbaar. Van binnen is het een holle ruimte zonder enige waardigheid.’ Een hard oordeel voor de kerkvoogdij en kerkenraad. Zij zijn niet overtuigd van de erbarmelijke staat waarin het kerkgebouw verkeerde en besluiten dat de bouw van een kleinere kerkzaal in de kerk de beste optie is. Op de bestaande orgelgalerij zou dan een bruikbare kerkzaal van 9 bij 16 meter worden gesitueerd. Op 24 mei 1962 wordt de eerste paal geslagen ten behoeve van een muur binnen de bestaande kerk. Het uit 1880 daterende Bakker en Timminga-orgel wordt over een afstand van zeven meter verplaatst. Via een trap moeten de kerkgangers nu naar de kerkzaal lopen. De kerkzaal in de kerk werd een succes.

Dak en toren

Het dak was door de jaren heen een bron van zorg. Al in 1905 bespreken de kerkvoogden hoe aan geld te komen om onder andere het kapotte kerkraam aan de zuidzijde van het gebouw en het herstel van het metselwerk, te komen. Een subsidie wordt losgepeuterd waarna de werkzaamheden opgestart worden. In 1922 komt de heer Crok met een voorstel om de leien pannen, die bij elke windvlaag van het dak waaien waardoor lekkage ontstaat, met gevlochten ijzerdraad en ijzeren roeden te verstevigen. Helaas is het dak nog niet gevrijwaard van lekkage zodat er in 1925 een besluit komt tot: ‘herlegging van het geheel leien dakvlak en onder de leien dakpapier aan te brengen’. Ondanks deze grote reparatie wordt er in 1932 weer lekkage geconstateerd. Opnieuw moet er flink worden geïnvesteerd om het kerkgebouw in tact te houden. Maar alle lapmiddelen lijken niet te werken zodat in 1982 het besluit valt om het dak totaal te vernieuwen, de raamkozijnen grondig te restaureren en het glas te vervangen.

Toekomst  

In 1994 staat de kerkgemeenschap weer op een kruispunt. De kerk en dan vooral de toren en het orgel verkeren in slechte staat. Men heeft te maken met veel achterstallig onderhoud. De financiële mogelijkheden voor de uitgedunde kerkgemeenschap zijn te klein om het kerkgebouw te behouden. Over één ding zijn ze het echter eens: ‘ons kerkgebouw moet behouden blijven voor Assendelft’. Het honderdjarig bestaan van het kerkgebouw wordt nog uitbundig gevierd. Maar er wordt steeds meer nagedacht ‘hoe nu verder’?  Een definitieve beslissing valt in 2024 als de kerk in de verkoop komt. Gelukkig wordt het kerkgebouw na veel gedachtewisselingen en praatdagen gegund  aan Stichting Cultuurplein 364.

En net zoals de predikant in 1895 tijdens de wijding van de kerk aankondigde: ‘Zie alles is nieuw geworden. Hier is ruimte voor velen’ is Stichting Cultuurplein ervan overtuigd dat vanaf 2025: ‘alles nieuw gaat worden en er ruimte voor velen’ wordt gecreëerd in het oude kerkgebouw op Dorpsstraat 364.